onderdelen van molen

Molenonderdelen

Voordat een molen kan malen moet er heel wat gebeuren.

Eerst moet de molenaar de kap bijdraaien waardoor de wieken loodrecht op de wind staan. De lier wordt gebruikt bij het draaien van de kap. de molenaar moet op de stelling staan om de kap bij te draaien. De staart zorgt ervoor dat de hele kap kan draaien. Er zijn schoren nodig om de staart heel te houden omdat er hele grote krachten op komen.

Nadat de wieken loodrecht op de wind gezet zijn, zet de molenaar de wieken vast en klimt in de wieken om de zeilen op de wieken te spannen. Wanneer het hard waait wordt er minder zeil op de wieken gespannen. Er komt wind tegen de wieken, en de wieken beginnen te draaien, tegen de klok in. Als er storm op komst is, dan draait de molen niet. Anders zou het wiekenkruis zo hard draaien, dat het bovenwiel tijdens het vangen(remmen) zo warm wordt dat de hele molen in de brand vliegt.

Als de wieken draaien, zorgt de as ervoor dat het bovenwiel ook draait. Als het bovenwiel draait dan draait de bonkelaar mee, omdat de kammen van het bovenwiel en de bonkelaar in elkaar grijpen. De koningsspil zit vast aan de bonkelaar. De koningsspil zorgt ervoor dat het spoorwiel draait. Als het spoorwiel draait, gaan de maalstenen en pelstenen draaien. De loper gaat draaien, maar de ligger niet. De loper is de bovenste steen, en wordt aangedreven door het spoorwiel. De ligger is de onderste steen en blijft stil liggen.

De zakken met graan worden vanaf de invaart naar de graanzolder getakeld(luien) en in de kaar gestort. Dan loopt het graan tussen de stenen, en het graan wordt gemalen. Het wordt in zakken gedaan, en weer naar beneden gebracht, naar de klant.

Wanneer er genoeg graan is gemalen, of wanneer er bijna geen wind meer is wordt er geremd. Dat gebeurt via de vangstok, die loopt vanaf de stelling de kap in loopt, aan de andere kant van de molen dan het wiekenkruis. De vangstok remt het bovenwiel af, en zorgt ervoor dat de koningsspil ook stopt met draaien.